Er bestaat een oud gezegde: als iets te mooi klinkt om waar te zijn, is het dat meestal ook. Al decennia koesteren mensen de hoop dat technologie ons zou bevrijden van het zware, fysieke en geestdodende werk. In die toekomst, zo dacht men, zouden robots de arbeid doen; wij zouden slechts de elegante taak overhouden om hen te programmeren.
De rest van onze tijd konden we eindelijk besteden aan het betere leven: lezen, reizen, vrienden zien, of simpelweg niets doen. Werkloosheid zou geen vloek zijn maar een teken van vooruitgang. Want, zo redeneerde men, als robots werken, hoeven we enkel nog te beslissen hoe we de rijkdom verdelen.
Het plan leek verrassend eenvoudig: we belasten de robots, en de opbrengst vloeit terug naar de mens. De droom was verleidelijk kinderlijk: de machines zouden zwoegen, wij zouden leven.
Maar zoals dat gaat met dromen, werden velen plots wakker — en belandden niet in het paradijs, maar in iets dat verdacht veel op een nachtmerrie lijkt.
De robot die kwam, bleek geen fysieke robot te zijn, maar een denkende.
De robot van de toekomst draagt geen metalen armen en hydraulische benen. Hij heet AI, en tot onze verbijstering blijkt hij niet in de eerste plaats goed te zijn in het verplaatsen van bakstenen of het schoonmaken van straten — maar in denken. In analyseren, organiseren, optimaliseren, creëren. In alles wat wij ooit zagen als het domein van de menselijke geest.
Het zware, fysieke werk blijft gewoon voor ons.
Want robots die fysieke arbeid verrichten, slijten. En slijtage is duur. Winstoptimalisatie is nu eenmaal het ware kompas van de vooruitgang.
Zo belanden we in een vreemde omkering van de droom:
,,,de machine doet het denkwerk; de mens doet het vuile werk."
AI-programma’s worden de hersenen van het systeem, mensen de armen en benen. Wij voeren nog slechts uit wat de digitale geest ons opdraagt. Waar we ooit hoopten dat robots zouden dienen als onze bedienden, lijken wij nu de bedienden van de robots te worden.
Het is een merkwaardige ironie: de hoogstbetaalde banen zijn nu die welke de AI zelf verricht, terwijl de mens achterblijft in de laagstbetaalde arbeid die niemand wilde automatiseren.
,,,,En dan is er nog de vraag waar de rijkdom naartoe vloeit."
In de droom belastten we de robots. In de werkelijkheid vestigen bedrijven hun datacenters in regio’s waar belastingen zo schaars zijn als schaduw in een woestijn. "Winstoptimalisatie noemt men dat."
En de winst, die stroomt niet naar de samenleving, maar naar een handvol bedrijven die de beste AI-modellen bezitten. Zij groeien uit tot megabedrijven met een economische zwaartekracht waar geen enkel land nog aan ontsnapt.
- Zo ontstaat langzaam een nieuwe wereldorde:
een kleine groep technologiereuzen bezit de denkende machines, en daarmee ook de macht.
En de rest van de mensheid dreigt terug te vallen in een oude rol: die van arbeider, uitvoerder, ondergeschikte.
,,,De vooruitgang blijkt, opnieuw, niet voor iedereen vooruitgang."
We worden herinnerd aan een wrang historisch patroon: telkens weer belooft technologie dat het leven voor iedereen beter zal worden — en telkens weer wordt het vooral beter voor een kleine, geprivilegieerde groep.
De droom van bevrijding verandert zo in een les in nuchtere filosofie:
technologie is niet goed of slecht, maar wordt precies zo rechtvaardig als de samenleving die haar vormgeeft. Machines bevrijden niemand vanzelf; daarvoor zijn menselijke beslissingen nodig, politieke moed, en een visie die verder reikt dan winst.
Tot die tijd blijft de mens, hoe ironisch ook, vooral druk in de weer om de bevelen van zijn eigen creatie op te volgen.
Reactie plaatsen
Reacties